
Atmosferische stikstofdepositie en Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen in Vlaanderen: verkennende gewestelijke ruimtelijke analyse van de ecologische impact, van sectorbijdragen en van de bijdrage van individuele emissiebronnen
- Author
- Nathalie Cools, Carine Wils, Maarten Hens, Maurice Hoffmann (UGent) , Felix Deutsch, Wouter Lefebvre, Stijn Overloop, Line Vancraeynest and Inge Van Vynck
- Organization
- Abstract
- Dit rapport beschrijft de impact van stikstofdepositie op Europees beschermde natuur in Vlaanderen en de bijdrage die de verschillende socio-economische sectoren hieraan leveren. De berekeningen maken gebruik van de tot op heden best beschikbare gegevens en modellen voor de inschatting van stikstofemissies en –deposities. Dit maakt dat dit rapport relatief betrouwbare uitspraken kan maken op Vlaams niveau (macroschaal) en op niveaus van de speciale beschermingszones (SBZ-H) maar onvoldoende nauwkeurigheid en zekerheid biedt om uitspraken te doen op niveau van een individueel bedrijf. De gemiddelde NH3 + NOx depositie (= immissie) van stikstof in Vlaanderen bedroeg in 2011 28,4 kg N ha–1 en bestond, gemiddeld over Vlaanderen, voor 69% uit ammoniakale stikstof en voor 31% uit geoxideerde stikstof. Deze depositie is het resultaat van de uitstoot (= emissie) van NH3 en NOx door een veelheid van bronnen en sectoren. In 2011 was 42,9% van de stikstofdepositie toewijsbaar aan buitenlandse bronnen (incl. Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Vlaamse landbouwemissies droegen voor 42,4% bij tot de totale depositie. Voor transport bedroeg dit aandeel 9,3%. De overige sectoren (huishoudens, industrie, energie, handel en diensten) hebben elk een merkelijk kleiner (0,2–3,1%) aandeel in de stikstofdepositie in Vlaanderen. Door de veelheid en diversiteit aan bronnen vertoont de depositie van stikstof een grote ruimtelijke variatie. De depositie van stikstof op de individuele SBZ-H, de bijdrage van de onderscheiden sectoren tot die depositie en de ecologische impact van die depositie op de verschillende SBZ-H werden berekend voor drie scenario’s: (A) ten opzichte van de actueel aanwezige habitats binnen SBZ-H; (B) ten opzichte van de actueel aanwezige habitats en de te realiseren bijkomende oppervlakte aan habitats binnen SBZ-H en (C) ten opzichte van de actueel aanwezige habitats binnen SBZ-H en de voorlopige zoekzones voor de habitatdoelen binnen SBZ-H. Dit derde scenario is meer dan worst-case omdat in praktijk nooit de hele zoekzone overal ingevuld zal worden met het habitattype met de laagste KDW. Via de benadering van de kritische habitatcel en de impactscore, werden bedrijfsgebonden emissiekarakteristieken bepaald binnen een gegeven globale stikstofdepositiecontext. Deze werden getoetst aan kritische depositiewaarden (KDW). De exploitaties werden op basis van hun impactscores ingedeeld in tien significantieklassen voor elk van de drie hierboven geschetste scenario’s. De resultaten betreffende de veehouderijen tonen aan dat een relatief beperkt aantal veehouderijen een hoge individuele bijdrage aan de KDW van zijn kritische habitatcel heeft en een zeer groot aantal bedrijven een lage individuele bijdrage. Toch kan algemeen gesteld worden dat de veehouderijen in de twee laagste significantieklassen - ondanks hun lage impactscore - gezamenlijk een zeer relevante bijdrage hebben aan de stikstofdepositie op de in de SBZ-H aanwezige en te realiseren oppervlakte aan habitattypen. Dit resultaat toont duidelijk aan dat er naast gebiedsgerichte maatregelen ook generieke emissiereducties nodig zijn. De individuele bijdrage van de meeste industriële bedrijven aan de NOx emissies liggen onder de 3% van de KDW van de kritische habitatcel. Zowel in de huidige toestand (jaar 2011) als na realisatie van de IHD als in de voorlopige zoekzones realiseert geen enkel NOx emitterend bedrijf een individuele depositie groter dan 50% van de KDW van zijn kritische habitatcel. Dit heeft enerzijds te maken met de beduidend lagere depositiesnelheid van NOx t.o.v. NH3, wat tot een ruimere verspreiding van NOx leidt. Anderzijds zijn de meeste emissiebronnen schouwen met een aanzienlijke hoogte en warmte-inhoud, wat bijkomend zorgt voor een veel ruimere verspreiding van de NOx emissies (in vergelijking met NH3 emissies uit veehouderijen), met relatief lage NOx deposities in de omgeving van de bron tot gevolg. Relevante bijdragen van wegverkeersemissies (bijdragen van meer dan 5% van de KDW) komen op heel veel locaties voor. Bijdragen groter dan 30% van de KDW vinden we vooral terug langs snelwegen met habitatrichtlijngebieden die dicht bij snelwegen zijn gelegen. Relevante bijdragen van scheepvaartemissies (bijdragen van meer dan 5% van de KDW) vinden we vooral terug in drie zones (naast enkele kleinere andere gebieden): (1) in delen van de habitatrichtlijngebieden gelegen langs de Vlaamse Kust tussen Oostende en de Nederlandse grens; (2) in de habitatrichtlijngebieden gelegen oostwaarts (ingevolge de dominante windrichting) van de Antwerpse Haven (vooral Kalmthoutse Heide) en (3) in delen van de habitatrichtlijngebieden gelegen langs het Albertkanaal. De hoogste (lokale) bijdrage wordt teruggevonden voor een habitat vlak naast de haven van Zeebrugge met een impact van ca. 60% van de KDW.
Downloads
-
(...).pdf
- full text
- |
- UGent only
- |
- |
- 4.93 MB
Citation
Please use this url to cite or link to this publication: http://hdl.handle.net/1854/LU-6850182
- MLA
- Cools, Nathalie, et al. “Atmosferische Stikstofdepositie En Natura 2000 Instandhoudingsdoelstellingen in Vlaanderen: Verkennende Gewestelijke Ruimtelijke Analyse van de Ecologische Impact, van Sectorbijdragen En van de Bijdrage van Individuele Emissiebronnen.” Rapporten van Het Instituut Voor Natuur- En Bosonderzoek, vol. 2015.6897993, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), 2015.
- APA
- Cools, N., Wils, C., Hens, M., Hoffmann, M., Deutsch, F., Lefebvre, W., … Van Vynck, I. (2015). Atmosferische stikstofdepositie en Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen in Vlaanderen: verkennende gewestelijke ruimtelijke analyse van de ecologische impact, van sectorbijdragen en van de bijdrage van individuele emissiebronnen. Brussel: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO).
- Chicago author-date
- Cools, Nathalie, Carine Wils, Maarten Hens, Maurice Hoffmann, Felix Deutsch, Wouter Lefebvre, Stijn Overloop, Line Vancraeynest, and Inge Van Vynck. 2015. “Atmosferische Stikstofdepositie En Natura 2000 Instandhoudingsdoelstellingen in Vlaanderen: Verkennende Gewestelijke Ruimtelijke Analyse van de Ecologische Impact, van Sectorbijdragen En van de Bijdrage van Individuele Emissiebronnen.” Rapporten van Het Instituut Voor Natuur- En Bosonderzoek. Brussel: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO).
- Chicago author-date (all authors)
- Cools, Nathalie, Carine Wils, Maarten Hens, Maurice Hoffmann, Felix Deutsch, Wouter Lefebvre, Stijn Overloop, Line Vancraeynest, and Inge Van Vynck. 2015. “Atmosferische Stikstofdepositie En Natura 2000 Instandhoudingsdoelstellingen in Vlaanderen: Verkennende Gewestelijke Ruimtelijke Analyse van de Ecologische Impact, van Sectorbijdragen En van de Bijdrage van Individuele Emissiebronnen.” Rapporten van Het Instituut Voor Natuur- En Bosonderzoek. Brussel: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO).
- Vancouver
- 1.Cools N, Wils C, Hens M, Hoffmann M, Deutsch F, Lefebvre W, et al. Atmosferische stikstofdepositie en Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen in Vlaanderen: verkennende gewestelijke ruimtelijke analyse van de ecologische impact, van sectorbijdragen en van de bijdrage van individuele emissiebronnen. Vol. 2015.6897993, Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. Brussel: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO); 2015.
- IEEE
- [1]N. Cools et al., “Atmosferische stikstofdepositie en Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen in Vlaanderen: verkennende gewestelijke ruimtelijke analyse van de ecologische impact, van sectorbijdragen en van de bijdrage van individuele emissiebronnen,” Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, vol. 2015.6897993. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), Brussel, 2015.
@misc{6850182, abstract = {{Dit rapport beschrijft de impact van stikstofdepositie op Europees beschermde natuur in Vlaanderen en de bijdrage die de verschillende socio-economische sectoren hieraan leveren. De berekeningen maken gebruik van de tot op heden best beschikbare gegevens en modellen voor de inschatting van stikstofemissies en –deposities. Dit maakt dat dit rapport relatief betrouwbare uitspraken kan maken op Vlaams niveau (macroschaal) en op niveaus van de speciale beschermingszones (SBZ-H) maar onvoldoende nauwkeurigheid en zekerheid biedt om uitspraken te doen op niveau van een individueel bedrijf. De gemiddelde NH3 + NOx depositie (= immissie) van stikstof in Vlaanderen bedroeg in 2011 28,4 kg N ha–1 en bestond, gemiddeld over Vlaanderen, voor 69% uit ammoniakale stikstof en voor 31% uit geoxideerde stikstof. Deze depositie is het resultaat van de uitstoot (= emissie) van NH3 en NOx door een veelheid van bronnen en sectoren. In 2011 was 42,9% van de stikstofdepositie toewijsbaar aan buitenlandse bronnen (incl. Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Vlaamse landbouwemissies droegen voor 42,4% bij tot de totale depositie. Voor transport bedroeg dit aandeel 9,3%. De overige sectoren (huishoudens, industrie, energie, handel en diensten) hebben elk een merkelijk kleiner (0,2–3,1%) aandeel in de stikstofdepositie in Vlaanderen. Door de veelheid en diversiteit aan bronnen vertoont de depositie van stikstof een grote ruimtelijke variatie. De depositie van stikstof op de individuele SBZ-H, de bijdrage van de onderscheiden sectoren tot die depositie en de ecologische impact van die depositie op de verschillende SBZ-H werden berekend voor drie scenario’s: (A) ten opzichte van de actueel aanwezige habitats binnen SBZ-H; (B) ten opzichte van de actueel aanwezige habitats en de te realiseren bijkomende oppervlakte aan habitats binnen SBZ-H en (C) ten opzichte van de actueel aanwezige habitats binnen SBZ-H en de voorlopige zoekzones voor de habitatdoelen binnen SBZ-H. Dit derde scenario is meer dan worst-case omdat in praktijk nooit de hele zoekzone overal ingevuld zal worden met het habitattype met de laagste KDW. Via de benadering van de kritische habitatcel en de impactscore, werden bedrijfsgebonden emissiekarakteristieken bepaald binnen een gegeven globale stikstofdepositiecontext. Deze werden getoetst aan kritische depositiewaarden (KDW). De exploitaties werden op basis van hun impactscores ingedeeld in tien significantieklassen voor elk van de drie hierboven geschetste scenario’s. De resultaten betreffende de veehouderijen tonen aan dat een relatief beperkt aantal veehouderijen een hoge individuele bijdrage aan de KDW van zijn kritische habitatcel heeft en een zeer groot aantal bedrijven een lage individuele bijdrage. Toch kan algemeen gesteld worden dat de veehouderijen in de twee laagste significantieklassen - ondanks hun lage impactscore - gezamenlijk een zeer relevante bijdrage hebben aan de stikstofdepositie op de in de SBZ-H aanwezige en te realiseren oppervlakte aan habitattypen. Dit resultaat toont duidelijk aan dat er naast gebiedsgerichte maatregelen ook generieke emissiereducties nodig zijn. De individuele bijdrage van de meeste industriële bedrijven aan de NOx emissies liggen onder de 3% van de KDW van de kritische habitatcel. Zowel in de huidige toestand (jaar 2011) als na realisatie van de IHD als in de voorlopige zoekzones realiseert geen enkel NOx emitterend bedrijf een individuele depositie groter dan 50% van de KDW van zijn kritische habitatcel. Dit heeft enerzijds te maken met de beduidend lagere depositiesnelheid van NOx t.o.v. NH3, wat tot een ruimere verspreiding van NOx leidt. Anderzijds zijn de meeste emissiebronnen schouwen met een aanzienlijke hoogte en warmte-inhoud, wat bijkomend zorgt voor een veel ruimere verspreiding van de NOx emissies (in vergelijking met NH3 emissies uit veehouderijen), met relatief lage NOx deposities in de omgeving van de bron tot gevolg. Relevante bijdragen van wegverkeersemissies (bijdragen van meer dan 5% van de KDW) komen op heel veel locaties voor. Bijdragen groter dan 30% van de KDW vinden we vooral terug langs snelwegen met habitatrichtlijngebieden die dicht bij snelwegen zijn gelegen. Relevante bijdragen van scheepvaartemissies (bijdragen van meer dan 5% van de KDW) vinden we vooral terug in drie zones (naast enkele kleinere andere gebieden): (1) in delen van de habitatrichtlijngebieden gelegen langs de Vlaamse Kust tussen Oostende en de Nederlandse grens; (2) in de habitatrichtlijngebieden gelegen oostwaarts (ingevolge de dominante windrichting) van de Antwerpse Haven (vooral Kalmthoutse Heide) en (3) in delen van de habitatrichtlijngebieden gelegen langs het Albertkanaal. De hoogste (lokale) bijdrage wordt teruggevonden voor een habitat vlak naast de haven van Zeebrugge met een impact van ca. 60% van de KDW.}}, author = {{Cools, Nathalie and Wils, Carine and Hens, Maarten and Hoffmann, Maurice and Deutsch, Felix and Lefebvre, Wouter and Overloop, Stijn and Vancraeynest, Line and Van Vynck, Inge}}, issn = {{1782-9054}}, language = {{dut}}, pages = {{71}}, publisher = {{Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO)}}, series = {{Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek}}, title = {{Atmosferische stikstofdepositie en Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen in Vlaanderen: verkennende gewestelijke ruimtelijke analyse van de ecologische impact, van sectorbijdragen en van de bijdrage van individuele emissiebronnen}}, volume = {{2015.6897993}}, year = {{2015}}, }